Gegevensset sociaal domein
Inleiding
Met de gemeenteraad is overeengekomen dat het college ten tijde van de bestuurlijke rapportages de gemeenteraad op de hoogte brengt van gegevens die beelden geven over de impact van de nieuwe taken die de gemeente vanaf 2015 in het sociaal domein hebben gekregen. Ook voor onze transformatiedoelen is het nodig dat we gegevens en ervaringen gaan opbouwen.
Tijdig, nabij, integraal en op maat
Breda Doet noemt vier begrippen die leidend zijn voor de manier waarop gemeente en partners sinds de decentralisaties de zorg en ondersteuning organiseren in de stad: tijdig, nabij, integraal en op maat. Dit houdt ook in dat we als gemeente onszelf beter moeten organiseren. De verschillende teams met professionals, bijvoorbeeld de Wmo wijkteams, de leerplichtambtenaren, de Kredietbank (schuldhulpverlening) en het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin), willen zo samenwerken dat we meer dan in het verleden invulling kunnen geven aan de vier kernbegrippen. Daarvoor zijn verschillende acties in gang gezet. Zo werken we met de CJG-partners aan de doorontwikkeling van de CJG-organisatie en passen we ook de organisatie van onze activiteiten op het gebied van werk en inkomen aan. Met alle teams samen werken we aan thema’s als regievoering (Hoe werken we optimaal samen met een gezin en met elkaar als er sprake is van multi-problematiek?). We onderzoeken momenteel de mogelijkheden van een ondersteund IT systeem daarbij. Ook leren we met en van elkaar hoe we met burgers tot maatwerk in ondersteuning kunnen komen wanneer dat effectiever is dan regulier aanbod. Met de partners van Zorg voor Elkaar Breda werken we aan de doorontwikkeling van onze aanwezigheid in de wijken.
Gegevens die een beeld geven over de uitvoeringspraktijk tot en met juli
Breda kent momenteel drie ingangen voor inwoners en instellingen met informatie- en
Hulpvragen over het Sociaal Domein. In de periode van januari tot en met juli is er in totaal 31.635 maal door hen contact gezocht. In 2363 gevallen met het CJG[1], 2589 maal met ZorgvoorElkaarBreda, en 26.683 maal met het gemeentelijke Servicepunt (ook Atea vragen).
Zodra een Bredanaar zich meldt met een zorg-of ondersteuningsbehoefte wordt er gezamenlijk gekeken welke mogelijkheden er zijn om op eigen kracht of met behulp van algemeen toegankelijke voorzieningen in deze behoefte te voorzien. Soms is dat niet voldoende en zal de Bredanaar daarna aanspraak willen maken op een maatwerkvoorziening. (In de Jeugdzorg spreekt men van niet vrij toegankelijke zorg). Die dient dan, indien rechtmatig, snel toegekend te worden.
In onderstaande tabel staat de werkelijke duur weergegeven van de perioden waarin de cliënt wordt geholpen:
Breda | Werkelijke periode waarin gezamenlijk de mogelijkheden worden bezien | Administratieve afwerkingsperiode van verzoek tot maatwerkvoorziening | ||
---|---|---|---|---|
Periode | 2015 | Jan-juli 2016 | 2015 | Jan-juli 2016 |
Wmo | 37 dagen | 34 dagen | 8 dagen | 5 dagen |
Participatie | 13 dagen | 11 dagen | 21 dagen | 17 dagen |
Schuldhulpverlening | 29 dagen | 25 dagen | 1 dagen[2] | 3 dagen |
Jeugd* |
*In de vorige Rapportage Gegevensset Sociaal Domein, behorende bij de Eerste Bestuursrapportage 2016 is aangegeven dat de doorlooptijden van de Jeugdwet ten opzichte van 2015 waren toegenomen. Middels een brief aan de raad (kenmerk BRD/2016.6687) is hiervoor een verklaring gegeven.
Klachten en Verbeterpunt Zorg
In de periode van 1 januari tot en met juli 2016 zijn er 55 klachten ingediend. Daarnaast zijn er in deze periode in totaal 389 bezwaarschriften binnengekomen, voornamelijk tegen besluiten op basis van de Participatiewet. Gemiddeld waren dit 56 bezwaarschriften per maand. Ook nu is het percentage bezwaarschriften WMO gering 22 bezwaarschriften in de eerste 7 maanden, ie. 5,7% van het totaal).
Er zijn 72 signalen binnen gekomen bij de Zorgverbeteraars. Opgeteld met de klachten en de bezwaarschriften levert dat 516 signalen op die extra aandacht verdienden. Afgezet tegen het totale aantal contactmomenten (31.635) is dat een percentage van 1,6%.
In de periode van januari tot en met juli 2016 is het verbeterpunt zorg bezig geweest met 72 zaken (in heel 2015 zijn er 200 zaken behandeld).
In 2016 zijn er diverse zaken met een langere doorlooptijd vanwege het complexe karakter ervan. (In de eerste maanden van 2015 zagen we met name zaken veroorzaakt door overgang problemen en daarna vooral de complexere zaken).
In 2016 zijn 25 nieuwe zaken met problemen rondom jeugd vanuit het CJG behandeld en nog enkele zaken die langer doorlopen vanuit 2015.
De aandacht ligt daarbij op het integraler kijken naar de gezinssituatie en het vaker toepassen van mediation. De doorlooptijden van zaken met een PGB verdienen aandacht. Het CJG wordt momenteel op juridisch vlak ondersteund door een externe kracht.
Bij de casussen vanuit Atea valt op dat niet altijd voldoende integraal gekeken wordt wat het effect is van bijvoorbeeld een maatregel. Er zijn soms conflicterende belangen van wetgeving en effecten op langere termijn. Als iemand door een maatregel zijn huis kwijt raakt en niet meer verzekerd is, ontstaan er schulden, huisvestingsproblemen, gebroken gezinnen etc. Daarbij kost het de gemeente veel geld om weer met diverse begeleiders te zoeken naar onderdak, inboedel, werk en onderwijs, om de mensen hun leven weer mee op de rails te krijgen.
We werken samen met CZ en het Instituut voor Publieke Waarde in de Maatwerkfabriek. Dat levert de gemeente en zorgverzekeraar winst op, omdat die minder tijd nodig heeft om de plannen te ontwikkelen (in uren), maar ook omdat de Maatwerkfabriek een snellere doorlooptijd realiseert (een week in plaats van een paar maanden). Momenteel worden 4 tot 5 zaken deels via de Maatwerkfabriek van het Instituut voor Publieke Waarde (IPW) behandeld. Er wordt gekeken of het probleem alleen in Breda speelt en wat oplossingsrichtingen zijn voor zaken met een multi-problematiek als gevolg van het stoppen of blokkeren van een uitkering. Als er tips uitkomen waar we wat mee kunnen naar CZ of het Rijk worden die doorgespeeld en doorgesproken met de beleidsmedewerkers.
Zaken die vaker voorkomen worden gebundeld en besproken met de vakafdeling en/of beleidsmensen van die afdelingen. Daarnaast worden alle zaken besproken met de medewerker zelf en voor het leerrendement ook met de leidinggevende of kwaliteitsmedewerker van die afdeling.
We kunnen nog winst boeken door het samenwerken, maatwerk leveren en het tijdig naar elkaar signaleren verder uit te bouwen. Er zijn volop successen namelijk in zaken waarbij dat al gebeurd of is verbeterd, mede dankzij de signaalwerking vanuit het verbeterpunt.
Er blijft aandacht nodig voor de multi-problematiek zaken waarbij schulden, huisvesting en psychische problemen een grote rol spelen. Voor verwarde mensen van alle leeftijden vanuit diverse achtergronden met psychische problemen is er nog niet altijd een adequate oplossing.
De problemen rondom huisvesting worden nu goed in kaart gebracht en er wordt samen met de corporaties gekeken of bestaande afspraken wellicht aangepast moeten worden. Goed onderzoek naar wie mag toeleiden naar crisiswoningen is bijvoorbeeld zo’n aandachtspunt. Vooral omdat er regelmatig vraag is naar woningen voor moeders met kleine kinderen en multi-problemen.
De leerervaringen van de afgelopen tijd gaan we in de vorm van casusoverleg in de diverse wijken van Breda oppakken. Verder worden medewerkers die werkzaam zijn binnen het Sociaal Domein dit jaar en in 2017 geschoold via de methodiek van het IPW met als doel dat zoveel mogelijk zaken door de normale lijn kunnen worden afgehandeld.
Hoe we verder gaan met het Verbeterpunt in 2017 zal voor het eind van dit jaar duidelijk zijn.
Gegevens die een beeld geven over de klantgroepen vanaf 1 januari 2016
Om steeds scherper beeld te krijgen hoe Breda er voor staat, is het nodig inzichtelijk te maken hoeveel Bredanaars met behulp van mantelzorgers in hun behoefte kunnen voorzien, hoeveel Bredanaars met behulp van algemeen toegankelijke voorzieningen in hun behoefte kunnen voorzien en hoeveel Bredanaars met behulp van een maatwerkvoorziening door de gemeente ondersteund worden.
Mantelzorgondersteuning
Vanuit Steunpunt informele zorg (StiB) worden 3228 mantelzorgers en zorgvragers (daar waar het sociale netwerk ontbreekt) ondersteund. Het takenpakket van StiB bestaat uit: bieden van ondersteuning door middel van voorlichting (preventie) en het geven van informatie en advies (vraagbaak en ziektebeeld-gerelateerd). Daarnaast zijn er intensieve begeleidingstrajecten voor mantelzorgers op maat door middel van cursussen en bijeenkomsten, lotgenotencontacten en familiegesprekken. Om mantelzorgers te ontlasten en daar waar het netwerk ontbreekt, zet StiB zorgvrijwilligers in ter ondersteuning (respijtzorg). Daarnaast vervult StiB een rol als kenniscentrum naar samenwerkingspartners om samen zoveel mogelijk mantelzorgers in Breda te ondersteunen.
Het aantal vrijwilligers dat met Steunpunt informele zorg Breda (StiB) werkt aan de ondersteuning van mantelzorgers is 437. StiB heeft in de periode van januari tot en met juli 499 keer een vrijwilliger gekoppeld aan een mantelzorger of zorgvrager (in 2015 totaal 650 keer). Samen met StiB werken we aan de opgave zoals omschreven in Actieprogramma Informele Zorg, zoals speciale aandacht aan jonge mantelzorgers, werkende mantelzorgers en niet-westerse mantelzorgers en het ontwikkelen van nieuwe vormen van respijtzorg en logeervoorzieningen.
Logeergezinnen
Niet voor alle mensen zijn bestaande vormen van dagopvang en –besteding geschikt. Wij bieden graag deze mensen ondersteuning op maat. Daarom is er een pilot gestart met een nieuw alternatief voor deze groep: gastopvang bij vrijwilligers. Deze opvang biedt uitkomst in situaties waar iemand met een (verstandelijke) beperking, dementie of chronische ziekte gebaat is bij een regelmatige ‘rustperiode’ en niet terecht kan bij de bestaande opvang. Bijvoorbeeld omdat er teveel prikkels zijn in de omgeving of omdat de stap naar deze opvang te groot is.
Opvang bij mensen thuis
Bij gastopvang wordt de zorgvrager bij vrijwilligers thuis opgevangen. Deze nemen de taken van de mantelzorgers tijdelijk over. De vrijwilligers zetten letterlijk en figuurlijk hun huis en hart open voor de zorgvrager. Afhankelijk van de vraag kan dit een dagdeel, een nacht of weekend zijn. Door de zorg tijdelijk over te nemen, ontstaat er ruimte en tijd voor de mantelzorgers.
In principe kan iedereen vanaf 21 jaar een gastopvang verzorgen, ongeacht de gezinssamenstelling, culturele achtergrond of burgerlijke staat. Het belangrijkste is dat de vrijwilligers een warm en veilig thuis kunnen bieden. Daarnaast is het van belang dat zij hen de aandacht en ondersteuning geven die nodig is.
Deze pilot is een samenwerkingsverband tussen Prisma, Surplus en Steunpunt informele zorg Breda (StiB).
Maatwerkvoorzieningen
Informatie over het gebruik van algemeen toegankelijke voorzieningen is nog niet volledig en
vergelijkbaar. Voor wat betreft de maatwerkvoorzieningen zien we het volgende beeld momenteel (peildatum 1 augustus):
Wmo | 4137 | 2.005 | 7.527 | |
---|---|---|---|---|
Participatie | 1972 | 2942 | 1147 | |
311 | 836 | |||
Jeugdzorg | 461 maatwerkarrangementen (niet vrij toegankelijke zorg) | |||
Kwetsbare groepen | 646 (beschermd wonen en tijdelijk verblijf), aantal klanten |
Herindicaties
In de eerste bestuursrapportage 2016 is gemeld dat de wijkteams de herindicaties voor PGB begeleiding en PGB’s beschermd wonen voor 1 maart jl. hebben afgerond. Op het moment van de eerste bestuursrapportage liepen er nog 1344 herindicaties zorg in natura. Er is gekozen om alle herindicaties met eigen klantmanagers te doen, zodat klant en klantmanager bij elkaar in beeld komen en blijven. Op 5 augustus jl. stonden er nog 452 herindicaties zorg in natura open, waarvan er 303 al in behandeling zijn bij de klantmanagers. Dit jaar ronden we alle herindicaties zorg in natura af.
In het kader van de jeugdhulp zijn alle herindicaties, die betrekking hadden op het aflopen van het recht op zorgcontinuïteit per 1 januari 2016, afgerond voor 1 januari 2016.
Realisatie baanafspraken
Het UWV meet regionaal hoeveel baanafspraken (banen voor mensen met een arbeidsbeperking, die minder dan 100 % van het Wettelijk Minimum Loon kunnen verdienen) gerealiseerd zijn. Medio juli 2016 zijn de resultaten van de eerste landelijke meting van de baanafspraken bekend gemaakt. Deze meting geeft geen inzicht op regionaal of lokaal niveau. Totaal zijn 21.057 plaatsingen baanafspraken gerealiseerd. Werkgevers, zowel in de sector markt als in de sector overheid, hebben daarmee de doelstelling van respectievelijk 6.000 en 3.000 banen eind 2015 ruimschoots gehaald. Door dit resultaat is er geen aanleiding om de quotumregeling te activeren.
Het beeld dat we zien in West-Brabant betreffende de realisatie van de Banenafspraak loopt in de pas met het landelijke beeld. In onderstaande tabel staat de doelstelling voor eind 2016 en de stand van zaken binnen West-Brabant met de laatste update tot en met het eerste kwartaal 2016. Deze laatste cijfers zijn afkomstig uit de ‘Regionale trendrapportage eerste kwartaal 2016’ (UWV, augustus 2016). De doelstelling voor 2016 is een afgeleide van de landelijke doelstelling. Er zijn door het Rijk geen regionale doelstellingen opgelegd. Er zijn geen lokale cijfers beschikbaar.
Doelstelling eind 2016 | Voortgang t.o.v. 0-meting t/m 1e kwartaal 2016 | |
---|---|---|
Marktsector | 570 | 250 |
Overheidssector | 145 | 12 |
Detachering | - | 848 |
Totaal | 715 | 1.110 |
Tabel 1. Voortgang Banenafspraak in de regio West-Brabant
Vanuit het Regionaal Werkbedrijf organiseren we extra (voorlichtings)bijeenkomsten met het bedrijfsleven en zetten we via ambassadeurschap in op het realiseren van baanafspraken.
Vanaf 1/1/2013 tot 1/8/2016 zijn er bij de gemeente Breda als overheidswerkgever 21,19 baanafspraken (waarvan 17,69 baanafspraken als gevolg van detacheringen) gerealiseerd. Rekening houdend met de detacheringen is de doelstelling voor 2015 (6,5) en 2016 (5,5) al ruimschoots gehaald.
Doelgroepenregister
Het UWV toetst wie in aanmerking komt voor de baanafspraak en neemt deze personen op in het doelgroepenregister. Het UWV informeert de gemeente over de mensen die vallen onder de doelgroep van de gemeente. Het aantal personen in het doelgroepenregister die vallen onder de gemeentelijke doelgroep stijgt.
Sinds de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 zijn er per 1 augustus 2016 226 personen (was per 1 april 185 mensen) toegevoegd aan het doelgroepenregister. Een groot deel hiervan 131 personen (was per 1 april 110 personen) heeft geen uitkering. Sinds januari 2016 worden de jongeren < 27 jaar in het doelgroepenregister zonder uitkering actief benaderd en ondersteuning naar werk/participatie aangeboden. Per 1 augustus 2016 zijn dit 99 jongeren.
Beschut werken
Per 1 augustus 2016 hebben 18 personen een dienstverband beschut werken. Hiervan is 59% gedetacheerd bij een externe werkgever en wordt 76 % ingevuld door de prioritaire doelgroep jongeren. Er zitten 8 kandidaten in een voortraject beschut werken. Net als vorig jaar wordt in 2016 gewerkt aan de realisatie van opnieuw 17 werkplekken.
Cliëntenbelang Breda
Het realiseren van cliëntenparticipatie in het kader van de Participatiewet en de schuldhulpverlening is inmiddels vormgegeven door het oprichten van een Cliëntenadviesraad participatie en schuldhulpverlening. De nieuwe leden zijn benoemd.
Statushouders
Zoals verwoord in het door het college vastgestelde plan van aanpak statushouders begeleiden we hen meteen in een programma naar werk/activering of zelfstandig ondernemerschap. Daarbij willen we met alle statushouders in overleg. De eerste voorzichtige successen worden zichtbaar. Zo is er een aantal statushouders al direct naar werk begeleid en gestart met vrijwilligerswerk en zijn in samenwerking met Werk en Vakmanschap (een samenwerkingsverband van technische en industriële bedrijven) vijf statushouders geselecteerd om een opleidingstraject elektrotechniek te gaan volgen. Daarnaast wordt er met Businesscoach Breda een pilot gestart waarin statushouders worden begeleid naar zelfstandig ondernemerschap.
Ontwikkelingen
'Zo doen we het in Breda'
Met het project ‘Zo doen we het in Breda’ wordt de jaarlijkse subsidie uitvraag vernieuwd. Het gaat om ‘voorliggende, algemene voorzieningen’ (de onderkant van de piramide). De gemeente wil anders ‘sturen’ in het sociaal domein. Nu dienen individuele organisaties ieder jaar een subsidie aanvraag in, die door ambtenaren wordt beoordeeld.
Vanaf 2017 werken partijen samen aan het realiseren van de gewenste maatschappelijke resultaten (op het terrein van leren, werken, ontmoeten, opgroeien, betrokken zijn en leven).
We zijn gestart met ‘thema tafels’, waaraan partijen gezamenlijk tot een plan komen dat meerjarig wordt gefinancierd. Daarnaast maken partijen een ontwikkelagenda. Nieuwe initiatieven/partijen kunnen gedurende het jaar aanschuiven. Door deze aanpak ontstaan meer samenhang in het aanbod van partijen, kan er geen sprake zijn van dubbelingen en voeren partijen onderling discussie over interventies die het beste bijdragen aan het gewenst maatschappelijk effect.
Tot slot maken we het eenvoudiger om (financiële) ondersteuning te krijgen voor een buurt of dorpsinitiatief. De wijk beslist zelf over de inzet een (bescheiden) flexibel wijkbudget. Dit leidt ertoe dat de buurt zelf meer betrokken is bij de afweging van inzet en het leidt tot meer maatwerk in de ondersteuning van initiatief.
Werk en inkomen
Zoals eerder in de raadsbrief van 20 juli 2016 is aangegeven blijven we de komende periode gestructureerd inzetten op werk. We richten ons op de volgende speerpunten op het terrein van werk, inkomen en activering. We voeren samen met het UWV een pilot uit om gezamenlijk (preventief) mensen met een WW-uitkering die binnen 5 à 6 maanden eindigt intensief te begeleiden naar werk. Het Werkgeversservicepunt Breda wordt doorontwikkeld. We stimuleren parttime werken en daarom intensiveren we de samenwerking met de uitzendbureaus. In het kader van de experimenten in de bijstand werken we een aantal scenario’s uit. Tevens zetten we extra in op het realiseren van garantiebanen en de activering van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daarnaast is er een nieuw beleidskader voor social return opgesteld. Verder introduceren we een nieuwe werkwijze voor statushouders (zie vorige paragraaf), zetten we de proeftuin re-integratie voort en evalueren de effecten van deze proeftuin. Tot slot wordt de Poort, het loket voor werk, inkomen en activering, onderdeel van de toegang en brengen we dit loket in samenhang met de andere toegangsteams in het sociaal domein.
Huishoudelijke hulp toelage
Voor 2015 en 2016 heeft het Rijk aan Breda een bedrag voor de huishoudelijke hulp toelage (HHT) toegekend.
Deze toelage is toegekend op basis van een aanvraag van de gemeente en de huidige gecontracteerde aanbieders huishoudelijke verzorging (HV). De HHT betreft een landelijke regeling die bedoeld is om de werkgelegenheid voor huishoudelijke hulpen te behouden. Om invulling te geven aan de HHT is Breda in 2015 gestart met een pilot in de vorm van een algemene voorziening. De pilot bestaat naast de maatwerkvoorziening HV. De pilot heeft een oorspronkelijke looptijd tot 1 januari 2017. Eind 2015 heeft het Rijk bekend gemaakt dat de oorspronkelijke strikte voorwaarden worden losgelaten het budget over langere periode besteed mag worden en dat de HHT-middelen vanaf 2017 structureel worden toegevoegd aan de integratie-uitkering. Het college heeft daarom recent besloten om de pilot te verlengen tot 1 januari 2018. Daarnaast heeft het college gekozen om de verruiming van de mogelijkheden te benutten door de middelen in te zetten voor een scholingsprogramma voor de HV-medewerkers (inclusief alfahulpen) om zo een bijdrage te leveren aan hun doorgroei- en ontwikkelingsmogelijkheden. De middelen worden ook ingezet om de kwaliteit van ondersteuning te verbeteren door onderzoek te doen (pilots) naar de doorontwikkeling van zorg- en ondersteuningsarrangementen. Voor de toekomst ligt er een opgave om voor deze groep medewerkers passende werkgelegenheid te realiseren. De mogelijkheden voor deze groep lager opgeleide medewerkers in zorg en welzijn zullen niet vanzelf worden verruimd. Dit betekent dan ook dat er een opgave ligt voor de overheid, werkgevers en het onderwijs. Het is daarom belangrijk om ons nu al als gemeente samen met het onderwijs en de aanbieders te oriënteren op deze opgave. Een verkenning van de doorstroom- en uitstroommogelijkheden voor deze groep medewerkers kan leiden tot nieuwe deelprojecten die vanuit de HHT-middelen gefinancierd kunnen worden.
Client ervaringsonderzoek Wmo
Alle gemeenten in Nederland zijn volgens de Wmo 2015 artikel 2.5.1 verplicht om jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek (CEO) uit te voeren. Het college is volgens dit artikel verplicht jaarlijks gegevens over de cliëntervaringen met betrekking tot de Wmo te verstrekken aan het ministerie van WVS. Het CEO biedt voor inzicht in de ervaringen van de Wmo cliënten. In 2016 is hier door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) voor het eerst een verplichte vragenlijst voor opgesteld, bestaande uit tien vragen over het contact met de gemeente, de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning en het ervaren effect op zelfredzaamheid. Voor de gemeente Breda is deze vragenlijst is aangevuld met vragen op verschillende aspecten zoals mantelzorg/vrijwilligerswerk, communicatie en sociale kracht.
Hieronder worden de resultaten gepresenteerd van het verplichte deel van de vragenlijst. Voor de uitkomsten van de aanvullende vragen wordt een verdieping gezocht onder meer in gesprek met de klankbordgroep Wmo. Zo kunnen we willen meer inzicht krijgen in een aantal aspecten waardoor we verbeteringen in kunnen zetten. Dan zal blijken of en hoe we ons beleid moeten aanpassen.
Dit onderzoek is uitgevoerd in juni 2016. Uit de Wmo cliënten van 2015 (inclusief beschermd wonen) is een a-selecte steekproef getrokken van ruim 2.000 personen. De cliënten in de steekproef hebben de vragenlijst schriftelijk ontvangen, tevens hadden ze de mogelijkheid om de enquête digitaal in te vullen. De respons is 44 procent (935 cliënten).
De score op de landelijk verplichte vragen laten zien dat op ieder onderdeel positief gescoord wordt. Wanneer een voorlopige vergelijking wordt gemaakt met zestien andere gemeenten van vergelijkbare grootte (100.000 tot 300.000 inwoners),# blijkt dat Breda iets beter dan gemiddeld scoort op de vragen over het contact met de gemeente en rondom het gemiddelde scoort over de kwaliteit van de ondersteuning en het ervaren effect op de zelfredzaamheid. We volgen met de uitkomsten van het onderzoek een aantal gemeenten van vergelijkbare grootte. De rapportage van Breda en de andere gemeenten in Nederland zijn terug te vinden en te vergelijken op www.waarstaatjegemeente.nl.
De belangrijkste resultaten met betrekking tot de cliëntervaringen Wmo 2015 zijn:
- Het grootste gedeelte van de respondenten is positief over het contact met de gemeente. Iets meer dan 70 procent van de respondenten geeft aan (1) te weten waar hij/zij moet zijn met een hulpvraag (2) snel te worden geholpen en (3) dat er samen met de medewerker naar oplossingen is gezocht. Meer dan 80 procent van de respondenten vindt dat hij/zij serieus genomen werd.
- Bijna 80 procent van de respondenten is positief over de ondersteuning die zij krijgen. Het past bij de hulpvraag en de kwaliteit is goed.
- 72 procent van de respondenten vindt dat hij/zij door de ondersteuning beter de dingen kan doen zie hij/zij wil. Een positief effect van de geboden ondersteuning. De ervaren kwaliteit van leven neemt hierdoor toe.
- Daarnaast vindt 76 procent dat hij/zij zich beter kan redden door de gekregen hulp.
- Per Wmo onderdeel (contact, kwaliteit van de dienstverlening, effect van de dienstverlening) is gemiddeld ongeveer één op de tien respondenten negatief. De onderdelen (1) weten waar hij/zij moet zijn met een hulpvraag en (2) snel worden geholpen scoren daarbij iets slechter dan gemiddeld.
- Cliënten uit de Wmo kunnen als zij daar behoefte aan hebben een beroep doen op een onafhankelijke cliëntondersteuner. De onafhankelijke cliëntondersteuner is bekend bij 28 procent van de respondenten. Sinds 2016 wordt, wanneer een (potentiële) Wmo cliënt een afspraak maakt met de gemeente, bij de schriftelijke bevestiging van de afspraak een informatiefolder over de onafhankelijke cliëntondersteuning toegevoegd.
Aanbeveling
Hoewel het grootste gedeelte van de Wmo cliënten tevreden is over de verschillende Wmo onderdelen (contact, kwaliteit van de dienstverlening en het effect van de dienstverlening is telkens ook circa één op de tien cliënten niet tevreden. Het verdient aanbeveling om hier aandacht aan te besteden.
Regionale monitor Jeugd
In samenwerking met de regio West Brabant West is de regio West Brabant Oost, waartoe Breda behoort, in 2015 gestart met de transformatiemonitor Jeugd. De tweede monitor is begin 2016 opgeleverd, de derde monitor wordt in de eerste helft van 2017 opgeleverd. Daarnaast wordt momenteel door de 2 regio’s een kwaliteitsmonitor Toegang en Jeugdhulp ontwikkeld om de kwaliteit van de Toegang tot Jeugdhulp en de daadwerkelijke geleverde Jeugdhulp te meten. Binnen de gemeente Breda worden deze monitors weer afgestemd op de monitoring in het kader van de Wmo.
Ten slotte is er het verplichte onderzoek naar de cliëntervaring. Deze wordt in de regio’s West Brabant Oost en West Brabant West gecombineerd met de 2 jaarlijkse populatieonderzoeken. In 2017 wordt de eerste aangeleverd bij het ministerie.
Monitor Sociaal Domein
Op dit moment wordt er binnen de gemeentelijke organisatie gewerkt aan de Monitor Sociaal Domein. De structuur van het Programma Vitaal en Sociaal Breda uit de Begroting van 2017, vormt de basis van deze monitor.
Zoals het programma in de begroting zal ook de Monitor Sociaal Domein uit zes thema’s bestaan:
- Opgroeien
- Leren, ontwikkelen en werken
- Betrokken zijn
- Leven!
- Ontmoeten
- Thuis
In de monitor zal een algemeen beeld worden gegeven van de Bredanaars op het Sociaal Domein (denk aan potentiele kwetsbaarheid, ervaren eenzaamheid etc.). In dit algemene beeld wordt zowel ingegaan op het effect van de inzet in het sociaal domein, evenals op sterke en verbeterpunten in het proces waarin die inzet tot stand komt.
Voor een beeld per thema wordt geput uit verschillende bronnen, zoals deze bestuursrapportage, maar vooral uit resultaten uit andere onderzoeken, zoals het Cliëntervaringsonderzoek Wmo en de Bewonersenquête. Tot slot wordt per thema een kwalitatieve component opgenomen, waarbij bewoners en professionals aan het woord komen.
[1] Inclusief de hulpvragen vanuit Baarle-Nassau en Alphen-Chaam.
[2] Vanaf september, eerder geen valide informatie